woensdag 25 december 2013

Borassus aethiopum – Rhun Palm

Borassus aethiopum – Rhun Palm

Een bekende Palm die groeit aan de oostkust van Afrika is de Rhun Palm, Borassus aethiopum. In Gambia wordt hij ook wel Yellow Fruit Tree genoemd, vanwege zijn eetbare vruchten. De vruchten worden gepeld en het middelste vlezige deel wordt vermalen tot een kruimelige substantie. Dit zoete eiwitrijke product wordt daar veel gegeten met rijst. Hij behoort tot de Palmbomenfamilie (Palmae). De vertaling van de geslachtsnaam Borassus is moeilijk te bevatten, wel betekent bora in het Grieks eetbaar. Zijn soortnaam is makkelijker te vertalen, namelijk afkomstig uit Ethiopië. Het blad van de palm wordt veel gebruikt voor daken. Het hout is termieten bestendig en wordt daarom veel gebruikt voor houten constructies.
De Palm wordt ongeveer vijfentwintig meter hoog en geeft een opvallend beeld aan het landschap. Zijn bladeren zijn waaiervormig en vormen een kroon van soms wel acht meter. Het blad kan wel drie meter breed worden met lange bladstelen van twee meter die stekels bevatten. In zijn jonge jaren blijven de bladscheden meestal zitten als bescherming van de stam, deze vallen er later af en vormt op deze manier een ronde stam. Het is een tweehuizige palm, de mannelijke bloemen zijn klein en onopvallend. Vrouwelijke bloemen zijn ongeveer twee centimeter groot en worden bestoven door insecten. Na de bevruchting groeit de bloemsteel uit tot een lange steel, waar zich de vruchten op beginnen te vormen. De vrucht, steenvrucht, bestaat uit allemaal schillen over elkaar heen, met daarin een witte vlezige massa. Net als de kokosnoot bevat de vrucht maximaal drie zaden. Mocht u eens de oostkust van Afrika bezichtigen, zal u zeker deze massale Palm in het landschap tegen komen.

maandag 16 december 2013

Cordia sebestena – Sebestenboom

Cordia sebestena – Sebestenboom

Over deze boom valt eigenlijk niet heel veel te vertellen, ondanks dat het een schitterende boom is. Sebestenboom is een bijnaam van een plant die soortgelijke vruchten draagt. In Amerika wordt hij ook wel Geiger Three genoemd, naar een kapitein uit Key-West die de plant waarschijnlijk mee heeft genomen naar Florida. Hoe dit verhaal precies zit kan ik moeilijk achterhalen. Wel is het zeker dat hij vernoemd is naar een Duitse botanicus, genaamd Cordus. Ik ben de plant tegen gekomen in Gambia, waar hij volop in de siertuinen te bewonderen is. Oorspronkelijk komt de plant uit het Caribisch gebied, met name langs de kust.
Hij groeit uitstekend op zandgronden en tolereert de zoute lucht. De grote familie waar hij toe behoort is de Boraginaceae, het Vergeetmenietje hoort hier bijvoorbeeld ook bij.

De Cordia is een langzame groeier en wordt zo’n tien meter hoog. Zijn bladeren zijn verschillend van vorm, van elliptisch tot hartvormig en zijn soms wel vijftien centimeter lang. Hij bloeit bijna het hele jaar, op één van de foto’s is te zien hoe hij door een Honeysuckle Bird wordt bestoven. Hierna vormt hij groen-witte peulen of steenvruchten, waar aan het uiteinde de zaadbuis nog zichtbaar is. De peulen zijn eetbaar en geven een zoete geur af, maar zijn niet erg lekker. Wanneer men hier thee van zet, zou dit hoest remmend zijn. Het is een mooie bloeiende sierboom die helaas niet tegen de vorst kan. Wel heb ik enkele zaden meegenomen en ga deze van de zomer proberen te zaaien.

maandag 9 december 2013

Cocos nucifera – Kokospalm

Cocos nucifera – Kokospalm

In deze blog ga ik niet al te diep in op deze bekende palm, maar het is gewoon eens leuk om mijn foto’s te laten zien. De Kokospalm behoort tot de Palmenfamilie (Palmae) en komt overal ter wereld voor. Dit komt vooral omdat de vrucht bijna overal voor gebruikt wordt. Meestal staat hij aan tropische stranden met een hoge luchtvochtigheid. Zoute omstandigheden heeft hij geen moeite mee, daarom hoeft hij bijna niet te concurreren met andere palmen. De Cocos nucifera schijnt al meer dan vijftien miljoen jaar op aarde te groeien. Zijn noot heeft vele toepassingen, in de keuken, cosmetica en natuurlijk zijn vezels die in veel producten terug te vinden zijn.

De naam Cocos komt uit her Grieks en betekent ronde noot, in het Portugees betekent de naam aap, omdat de noten soms op een apenhoofd lijken.
Zijn soortnaam betekent heel eenvoudig nootdragend. Net als de Reizigerspalm uit mijn vorige blog bestaat de stam uit een opeenstapeling van bladscheden. Ook is de stam zeer buigzaam en kan zo de zwaarste stormen overleven, ondanks zijn zeer fijne wortelgestel.

De Cocos nucifera kan net als de meeste palmen zo’n dertig meter hoog worden. Hij heeft lange gevederde bladeren die meer dan vijf meter lang kunnen worden. Vruchten verschijnen al op jonge leeftijd. De Kokospalm bevat zowel mannelijke als vrouwelijke bloemen en worden bevrucht door middel van kruisbestuiving. Het is een eenzaadlobbige plant, denk hierbij maar aan het ontkiemen van gras, ook beginnende als één sprietje. De vrucht, ook wel steenvrucht genoemd, bestaat uit een harde schaal met daarin een dik vlezig omhulsel (voedselreserve) die aan de onderzijde het vruchtbeginsel bevat. Verder is de vrucht gevuld met een voedselrijk sap die hij nodig heeft na de ontkieming voor de wateropname. Misschien wel bekend, de drie puntjes onderaan de kokosnoot, dit zijn de kiemopeningen van de vrucht. Deze openingen zijn het zachtst van de schil, daarom maakt men hier een gaatje in om dit gezonde sap uit te kunnen schenken.

maandag 2 december 2013

Caesalpinia pulcherrima – Pauwenbloem

Caesalpinia pulcherrima – Pauwenbloem

Ik ben altijd aangenaam verrast als ik de Caesalpina bloeiend in een tropische kas aantref. Tot mijn grote verbazing staan de tuinen in heel Gambia vol met deze opvallende bloeiende struik. Men vermoedt dat deze struik oorspronkelijk uit het westen van Indië komt, maar dat is niet helemaal zeker. Hij is te vinden in tropische gebieden over de gehele wereld, vermoedelijk werd hij veel verscheept, omdat het een aantrekkelijke en gemakkelijke plant is. Hij behoort tot de Vlinderbloemigen (Fabaceae) in de onderfamilie Caesalpiniaceae. De Caesalpinia is vernoemd naar een Italiaanse botanicus en geneesheer, Andreas Caesalpini. Zijn soortnaam betekent fraai en is misschien wel bekend van de Kerstster, Euphorbia pulcherrima.

De Caesalpinia wordt meestal zo’n drie meter hoog en soms nog wel hoger. In de koudere gebieden kan hij zijn blad verliezen, maar over het algemeen is hij bladhoudend. Net als de Mimosa (Kruidje Roer Me Niet) sluit hij s ’nachts zijn bladeren en vouwt ze over elkaar. Hij bloeit de hele zomer lang, bloemen vormt hij aan het einde van de twijg. Over het algemeen zijn de bloemen rood/ oranje met een geel honingmerk, ook bestaat er een volledig gele variant. Opvallend aan de bloem zijn de lange meeldraden. De kleurrijke bloemen trekken veel vogels en vlinders aan.
Na de bestuiving vormt hij lange groene peulen. Na ver loop van tijd verdrogen de peulen en worden bruin. Door het verdrogen torderen de twee helften en barsten open dat overduidelijk hoorbaar is. De zaden schieten soms wel tien meter weg. Het blad en de zaden zijn overigens giftig, in de geneeskunde wordt de Caesalpinia gebruikt tegen zweren en infecties. Als kuipplant heb ik hem nog niet gezien, misschien lukt het mij om hem van de zomer eens een keer te zaaien.