woensdag 28 mei 2014

Zomer

Zomer

In mijn tuin staat de Helianthemum (Zonneroosje) volop in bloei, dit is voor mij een teken dat de zomer rustig aan het beginnen is. Omdat het voorjaar dit jaar al vroeg is ingetreden, was het perkgoed een maand geleden al niet aan te slepen.
Niet iedereen durfde zijn bakken met de tropische, hier éénjarige soorten te vullen, een paar graden vorst was toen nog steeds mogelijk. Ook hoorde ik van veel mensen dat hun perkgoed van het jaar ervoor de zachte winter heeft overleefd, bakken met Geraniums, Spaanse Margrieten stonden al in bloei. 
Voor mijn bankrekening zijn het voorjaar en de zomer een gevaarlijke periode.
Ook al weet ik van mijzelf dat een bezoekje aan het tuincentrum de inhoud van mijn portemonnee altijd laat slinken, vooral de aparte soortjes kan ik niet laten staan. Dit jaar ben ik dan ook alweer lekker bezig, mensen uit mijn naaste omgeving vragen al of mijn tuin nog niet vol genoeg staat. Vrouwen geven veel geld uit aan kleding, de meeste mannen aan hitech apparaten en ik aan planten. 
Mijn plantenbakken staan vol met kuipplanten die ik over gehouden heb en kleurrijk perkgoed. De Osteospermum (Spaanse Margriet), al twee jaar oud, is een heuse bloeiende struik geworden, zelfs één Bacopa heeft het overleefd. Met het warme weer van de afgelopen dagen staan de bloemen van de mannelijke Kiwi op springen en de druiventrosjes worden al zichtbaar. Ook schieten mijn Pronkbonen met zijn oranje/ witte bloesem de grond uit, waar naar ik benieuwd ben wat dit uiteindelijk gaat worden, af en toe moet je iets uitproberen. Het enige nadeel van het warme weer is dat de inheemse soorten snel zijn uitgebloeid, zoals bijvoorbeeld de Cytisus (Brem). Om mijn slootkant te verfraaien heb ik laatst een bloeiende Gunnera (Mammoetblad) geplant. De foto’s geven een beeld van de beginnende zomer in mijn tuin, net als de prachtige Prostanthera (Australische Muntstruik) die al in bloei staat.

woensdag 21 mei 2014

Saraca thaipingensis – Zakdoekboom

Saraca thaipingensis – Zakdoekboom

De middelgrote boom Saraca is zeer aantrekkelijke voor vlinders, daarom ziet men hem wel eens in tropische vlinderkassen. De naam Zakdoekboom heeft hij gekregen door zijn zachte blad dat aanvoelt als een zakdoek. De geslachtsnaam Saraca is waarschijnlijk een lokale naam, zijn soortnaam verwijst naar een stad in de Maleisische deelstaat Perak. Deze excentrieke boom wordt veel aangeplant vanwege zijn sierwaarde en snelle groei, vooral in China/ India en omstreken. Normaliter groeit hij op voedselrijke hellingen en bosranden. Hij behoort tot de Vlinderbloemigen (Fabaceae/ Leguminosae), soms plaatst men hem onder de Caesalpiniaceae. Bijna alle delen van de plant bevatten antioxidanten en hebben een antibacteriële werking.
De Saraca thaipingensis wordt over het algemeen niet hoger dan tien meter, maar hij kan twintig meter hoog worden. Hij heeft lang geveerd blad, het jonge blad is licht roze en verkleurt later naar helder groen. Bloeien doet hij in het voorjaar tot laat in de zomer, op de oudere delen van de stam of oudere takken, plant fysiologisch noemt men dit cauliflori. De meeste bloemen zijn mannelijk, slechts een klein deel is zowel mannelijk als vrouwelijk. Het bloemetje bevat geen bloemblaadjes, wel kelkblaadjes, heeft een lange stamper/ meeldraden en een rood hartje. De bloemtrossen kunnen een afmeting hebben met een doorsnede van wel meer dan veertig centimeter. Geuren doet hij als de avond valt en s ’nachts. Naarmate de bloem ouder wordt verkleurt deze van geel naar oranje.
Later vormen zich lange, dunne, platte peulen die paarskleurig zijn. Een ander voordeel van deze plant is dat hij schaduw verdraagt.

woensdag 14 mei 2014

Rhaphiolepsis indica – Indische Meidoorn

Rhaphiolepsis indica – Indische Meidoorn

Een groenblijvend struikje die steeds meer in onze tuincentra te vinden is, is de Rhaphiolepsis indica. Hij kan op een warme, goed vocht doorlatende plek in de tuin geplant worden, of als kuipplant. Van dit soort zijn er tegenwoordig al meer cultivars op de markt, vaak zien we hem roze bloeiend, maar er bestaat ook een witte variant. Hij behoort tot de Rozenfamilie (Rosaceae), waar bijvoorbeeld de Meidoorn ook toe behoort. De naam Rhaphiolepsis betekent letterlijk naaldschubben, waarschijnlijk heeft dit met de fijne bladsteeltjes te maken. Soms komt men de naam Raphiolepsis tegen, een foute spelling, want raphi verwijst naar raap.
Zijn soortnaam indica betekent Indiaans en geeft aan dat de plant uit het verre oosten komt. Er bestaan ongeveer vijftien soorten van dit geslacht, de Rhaphiolepsis indica en de Rhaphiolepsis umbellata zijn de bekendste.

De Rhaphiolepsis indica wordt meestal zo’n vijf meter hoog, maar er zijn exemplaren gezien van wel vijftien meter hoog. Zijn blad staat op lange dunne bladsteeltjes en het blad heeft aan de bovenzijde een glanzende waslaag. Bloeien doet hij laat in het voorjaar, soms bloeit hij in de zomer voor een tweede keer.
Zijn bloemtrossen staan aan het einde van de scheut. De bloemen zijn tweeslachtig, hebben vijf kelkbladeren en vijf kroonbladeren, de kroonbladeren zijn overigens niet altijd aanwezig. Hij heeft een oneven aantal meeldraden, het aantal zelf is verschillend per bloem, dit kunnen er wel meer dan twintig zijn. De bloemen zijn licht geurig, aantrekkelijk voor bijen en vlinders. Na de bloei vormen er zich paarse harde bessen, deze zijn eetbaar, in China wordt hier vaak jam van gemaakt.
Tevens wordt hij in de Aziatische landen veel gebruikt als bonsai, vooral omdat zijn takkengestel hier uitermate geschikt voor is. De Rhaphiolepsis indica is geschikt voor in de volle grond, mits hij op een beschutte warme plek staat. Net als meerdere geslachten uit de Rozenfamilie is hij wel bevattelijk voor bladschimmels, goed bijmesten is daarom een pre.

woensdag 7 mei 2014

Silene dioica – Dagkoekoeksbloem

Silene dioica – Dagkoekoeksbloem

Laatst was ik in een groot tuincentrum en was verbaasd dat ik dit plantje zag staan, weliswaar gecultiveerd, maar men beschouwt hem meestal als onkruid.
Dit plantje komt men veel tegen langs bosranden en schaduwrijke plekken en hij is in heel Europa te vinden. De naam Dagkoekkoeksbloem heeft hij gekregen, omdat hij vroeg in het voorjaar in bloei staat wanneer de Koekkoek begint te roepen.
In tegenstelling tot zijn soortgenoten bloeit hij overdag. Zijn geslachtsnaam heeft meerdere betekenissen die best ingewikkeld zijn. Silene kan afgeleid zijn van het Griekse woord sialon dat speeksel betekent en relateert aan zijn kleverige stengels. Een andere betekenis komt van de naam Silenus, een Grieks mythologisch figuur, een bosgod met een bolle buik die relateert aan de bolle bloemknop. Als laatste kan het van nog een ander Grieks woord afgeleid zijn, namelijk selene, betekent maan en relateert aan de bloeiwijze die bij dit soort over het algemeen s’nacht of in de avond plaatsvindt. Om het nog ingewikkelder te maken heeft de Silene dioica ook nog een synoniem, Melandrum rubrum.
De Silene dioica behoort tot de Anjerfamilie (Caryophyllaceae) en is een tweejarige en soms overblijvende plant. Hij wordt meestal zo’n veertig centimeter hoog, maar kan ook tachtig centimeter hoog worden. De plant zelf breidt zich uit via kruipende wortelstokken, zijn stengel en blad zijn behaard. Het blad is ellipsvormig en staat tegenovergesteld. Bloeien doet hij in het vroege voorjaar, soms doet een tweede bloei zich voor. Zoals zijn soortnaam al zegt is de plant tweehuizig, er zijn dus mannelijke en vrouwelijke planten. Beide bloemen bestaan uit vijf bloemblaadjes,
de mannelijke bloem heeft tien meeldraden, de vrouwelijke vijf stampers. Bestuiving vindt plaats door vlinders, meestal is dit de nachtvlinder. Na de bevruchting ontstaat een eivormige vrucht die na rijping open springt en zo zijn zaden verspreidt.
Het schijnt dat de zaden helpen tegen insectenbeten. De Silene wordt zoals ik al eerder vermeldde veel gezien als onkruid, terwijl het eigenlijk totaal geen woekeraar is en toch zijn sierwaarde heeft. Ik zou zeggen, probeer hem eens uit.