woensdag 19 november 2014

Phylliopsis hillieri – Suikerpluimpje

Phylliopsis hillieri – Suikerpluimpje

Een klein apart struikje die mij gelijk opviel in een tuincentrum is de Phylliopsis hillieri. Ik had dit plantje zelf nog nooit gezien, dus gelijk gekocht natuurlijk. Het enige wat ik kan zien is uit welke familie hij komt, de Ericaceae, of Heidefamilie.
Na enig onderzoek kan ik nu zijn naam verklaren. De Phylliopsis is een kruising uit negentienzestig gemaakt door de bekende Engelse plantenkwekerij Hilliers.
Dat verklaart gelijk zijn tweede/ soort naam. De kruising is ontstaan tussen de geslachten Phyllodoce breweri (Bergheide) en de Kalmiopsis leachiana. Een vertaling die ik zou kunnen geven van Phylliopsis, is op Phyllodoce gelijkend, Kalmiopsis heeft zo’n zelfde vertaling, op Kalmia gelijkend. De Phyllodoce lijkt sterk op de Phylliopsis, alléén heeft hij kleine naaldjes net als de normale Heide die wij kennen.
De Kalmiopsis heeft dezelfde bladvorm en bloemgrootte in vergelijking tot de Phylliopsis. Een heel verhaal over de benaming van dit geslacht en naar mijn mening een hele vreemde, omdat de naam Kalmiopsis hier totaal niet in voor komt. Echter blijft de Phylliopsis dan ook een ongewone kruising.
Van het geslacht Phylliopsis bestaat maar één soort en een paar cultivars.
De cultivars zijn ontstaan door zaailingen met een net iets andere (DNA) eigenschap. Overigens is er meer gekruist tussen andere soorten van de Phyllodoce en de Kalmiopsis. De Phylliopsis hillieri is een groenblijvend struikje en is erg winterhard. Hij groeit langzaam en wordt ongeveer veertig centimeter hoog, hier kunnen heel wat jaren overheen gaan. Zijn blad is glanzend en lancetvormig.
Bloeien doet hij van mei tot juli, de bestuiving vindt plaats door bijen en vlinders.
Net als alle geslachten uit de Ericaceae houdt hij van zure grond. Hij kan uitstekend geplant worden op een zonnige standplaats, hoe ouder hij wordt, hoe rijker hij gaat bloeien. De naam Suikerpluimpje heb ik zelf aan gegeven, omdat ik de naam Suikerpluim veel tegen kwam als cultivarnaam in het Engels.

woensdag 12 november 2014

Fatsia japonica – Vingerplant

Fatsia japonica – Vingerplant

Een bekende kamerplant die wij tegenwoordig ook veel planten in de tuin, is de Fatsia japonica. Deze struik is afkomstig uit Japan en behoort tot de Araliaceae (Klimopfamilie). Zijn geslachtsnaam is een latinisering van een Japanse volksnaam, namelijk acht vingers. Soms wordt hij ook wel Fatshedera genoemd, maar dit is echter een heel ander geslacht. Het is een kruising tussen de Fatsia japonica en de Hedera helix, deze plant heeft vijf lobben/ vingers. Het geslacht Fatsia kent drie soorten, soms komt men ook andere geslachtsnamen tegen dan Fatsia, namelijk Tetrapanax en Aralia.
De Fatsia japonica is groenblijvend en kan zo’n zes meter hoog worden. Bloeien doet hij in de herfst met witte bollen. Deze worden bestoven door insecten die op de talrijke witte nectar afkomen. De bloeiwijze doet sterk denken aan die van het Hedera geslacht, beide behoren ze dan ook tot dezelfde familie. Na de bevruchting vormt hij zwarte besjes. Voor een tropisch sfeertje is deze plant ideaal. Hij is goed winterhard, maar bij strenge vorst kan er schade optreden. Een ander voordeel van deze plant is dat hij prima in de schaduw kan groeien. Een nadeel is dat hij erg giftig is, net als de meeste geslachten uit de Klimopfamilie. De Fatsia japonica is erg populair geworden als tuinplant, maar ook weer als kamerplant. Er zijn nu ook bonte varianten verkrijgbaar. Bij mij in de tuin staat hij nu prachtig te bloeien, boven zijn groene glanzende blad.

woensdag 5 november 2014

Zingiber spectabile – Bijenkorf Gember

Zingiber spectabile – Bijenkorf Gember

De knol van de Gember kennen wij allemaal wel van het gebruik in de keuken.
Deze knol is afkomstig van de Zingiber officinale. De Gember die ik hier ga beschrijven is meer een sierplant, genaamd Zingiber spectabile. Zijn soortnaam geeft zijn sierwaarde al weer en betekent dan ook fraai/ mooi. De naam Zingiber heeft meerdere betekenissen, in het Indisch refereert het aan de wortels en betekent gewei, in het Tamil betekent het Gember, in het Oud-Indisch betekent het vorm van een stierenhoorn en refereert aan het blad. Er bestaan meer dan honderd soorten van de Zingiber en zij behoren tot de Zingiberaceae (Gemberfamilie).
De Zingiber spectabile komt voor in Zuidoost-Azië waar hij groeit in de tropische bossen. Van deze soort zijn al vele cultivars op de markt.
Net als alle Gembers bestaat hij uit een wortelstok die al groter wordt en als het ware verder kruipt. Hij wordt over het algemeen zo’n drie meter hoog, maar op een ideale standplaats wordt hij met gemak vijf meter hoog. Zijn blad bestaat uit een bladschede met lange geveerde bladeren die afwisselend staan. De bloem bestaat uit een bloemsteel van vijftig tot tachtig centimeter lang met daarop samengestelde bloem lijkend op een bijenkorf. Deze bijenkorf ellipsvormige bol heeft talloze schutbladeren, waaruit de bloem verschijnt. Gedurende de bloei verkleurt de bol van geel naar oranje, andere variëteiten verkleuren naar paars of rood. Hij bloeit van onder naar boven, het bloemetje bloeit maar één dag. Dit bloemetje is ongeveer drie centimeter lang, beschermt door samengesmolten kroonblaadjes.
De bloemblaadjes zijn paars gespikkeld met daaruit een paarse stamper en meeldraden.
Wanneer deze Gember op een koudere plek staat verliest hij in de winter zijn blad. Het blad wordt in Maleisië gebruikt tegen brandwonden en ontstoken ogen.
De bloemen worden op grote schaal geteeld voor bloemstukken en de plant zelf is erg populair in de siertuin. Zijn sierwaarde is niet alleen een pracht apart, maar alle delen van de plant geven ook nog eens de bekende zoete gembergeur af.
Als kuipplant zal hij in Nederland moeilijk in bloei te krijgen zijn, vooral door de temperatuur.