woensdag 24 december 2014

Rhizophora mangle – Rode Mangrove

Rhizophora mangle – Rode Mangrove

De mangrovebossen zijn vooral bekend om hun biodiversiteit en de bescherming van de kust. De Mangrove behoort tot de Rhizophoraceae (Mangrovefamilie) die ongeveer zestien geslachten kent met honderdtachtig soorten inclusief de hybriden. In Gambia heb ik twee geslachten gezien uit deze familie, namelijk de Rode Mangrove (Rhizophora mangle) en de Witte Mangrove (Laguncularia racemosa).
De eerste, Rhizophora mangle is denk ik wel één van de bekendste en ik zal deze soort bescheiden uitlichten.
Van het geslacht Rhizophora bestaan zo’n zes soorten en een aantal hybriden.
Als eerste de geslachtsnaam, Rhizophora betekent letterlijk wortel dragend en relateert aan zijn wortels die de plant als het ware dragen. Zijn soortnaam heeft eveneens met zijn wortels te maken, boom met steltwortels. Andere namen voor dit soort zijn Tongo en Oesterboom, oesters en kleine schelpdieren vestigen zich veel op de wortels van de plant.

De Rhizophora mangle kan twaalf meter hoog worden en groeit in brak water langs de tropische kusten. Tussen zijn wortels ligt veel organisch materiaal, zeer voedselrijk , een soort humusrijke modder die de plant zelf creëert door zijn eigen bladresten. Ook zorgt dit dat andere planten geen kans krijgen om hier te groeien, omdat de modder veel zwavel bevat en weinig zuurstof. Zijn steltwortels zorgen voor steun en voldoende zuurstof. Zijn bast bevat veel lenticellen die zorgen voor de zuurstofopname en andere gas uitwisselingen. De wortels en/ of stammen zijn grijs van kleur, de jongere delen zijn iets roder van kleur. De rode kleur is een looizuur, genaamd tannine, die in bepaalde landen gebruikt wordt als verfstof. Tevens is de plant in staat om overtollig zout uit zijn cellen te pompen. Hij zorgt ervoor dat het zoutgehalte in zijn cellen gelijk is met het brakke water. De dikke waslaag van het blad zorgt ervoor dat hij niet teveel aan water verdampt en het in zijn cellen houdt, op deze manier kan hij het teveel aan zout verdrijven.
Zijn blad heeft een rode gloed, is ellipsvormig, leerachtig en tegenoverstaand.
De bloemetjes staan in de bladoksels en hebben een gele/ lichtroze kleur. Ze zijn hermafrodiet/ tweeslachtig, meestal worden ze bestoven door de wind. Er vormt zich een vrij grote vrucht die kiemt aan de moederplant. Uit de vrucht komt een lange wortel die naar de bodem groeit en zo weer een nieuwe plant vormt.
Soms valt de vrucht en spietst zich met zijn korte wortel in de bodem. Wanneer dit niet gebeurt, drijft de vrucht naar een plek waar hij zich kan settelen, de vrucht kan soms wel een jaar rond drijven. Niet alleen zorgt de Rhizophora mangle voor een divers ecosysteem voor diersoorten, zijn hout wordt door de mens erg veel gebruikt. Door zijn dichte celstructuur leent het hout zich uitstekend voor brandhout en kool en wordt veel gebruikt als bouwmateriaal.

woensdag 17 december 2014

Magnolia grandiflora – Grootbloemige Beverboom

Magnolia grandiflora – Grootbloemige Beverboom

Laats kreeg ik een plantenvraag, die ging over de Magnolia grandiflora. Het blad doet een beetje denken aan een ficus. Het grappige is dat ik deze boom een week later zag in een gigantisch tuincentrum en hem natuurlijk niet kon laten staan.
De Magnolia is vernoemd naar een leraar/ directeur van de botanische tuin in Montpellier. Deze tuin heb ik twee jaar geleden bezocht en is zeer de moeite waard om eens te bezoeken. Zijn soortnaam betekent met grote bloemen.
De Nederlandse naam Beverboom heeft hij gekregen, omdat de beschermbladeren van de bloemknoppen lijken op de staart van een bever. De Magnolia behoort tot de Magnoliaceae of Tulpenboomfamilie. Van het geslacht Magnolia bestaan zo’n driehonderd soorten. De Magnolia grandiflora komt oorspronkelijk uit Centraal Amerika en er bestaan meer dan vijftig cultivars van dit soort.

Het is een blad houdende boom met een zuilvormige groei. Hij wordt gemiddeld vijfentwintig meter hoog, maar er bestaan exemplaren van bijna achtendertig meter hoog. Zijn blad is lancetvormig, vijftien centimeter lang, glanzend groen aan de bovenzijde en licht behaard aan de onderzijde. Het blad bevat een dikke waslaag en is leerachtig, sommige cultivars hebben een rode gloed over zich heen.
Zijn soortnaam grandiflora zegt al genoeg, de bloemen kunnen wel vijfentwintig centimeter in doorsnede zijn. De bloem bestaat uit zes tot twaalf bloemblaadjes met in het midden een lang vruchtbeginsel met daarom heen zijn meeldraden.
De vrucht die ontstaat vind ik al een sierwaarde op zich. In het begin is dit een vlezige roze kegelvormige vrucht die later naar donker verkleurd. Uit deze vrucht steken de niervormige rode zaden die gegeten worden door eekhoorns en vogels. Zijn schors wordt veel gebruikt tegen reuma en malaria. Indianen geloofden erin dat als men onder deze boom in slaap viel, men nooit meer wakker werd. De Magnolia is zeer winterhard en heeft het hele jaar door zijn sierwaarde.

woensdag 10 december 2014

Dichorisandra thyrsiflora – Blauwe Gember

Dichorisandra thyrsiflora – Blauwe Gember

De Dichorisandra thyrsiflora heb ik veel gezien in vlindertuinen en in de tropische kassen van botanische tuinen. Hoewel deze plant erg op een Gember soort lijkt, behoort hij niet tot deze familie. Hij behoort tot de Commelinaceae (Commelinafamilie), bekende soorten uit deze familie zijn de Tradescantia en de Commelina, die ik eerder in een blog beschreven heb. De naam Dichorisandra heeft een leuke betekenis, letterlijk twee delen man. Deze geslachtsnaam heeft hij gekregen, omdat hij zes meeldraden heeft, waarbij er twee groter zijn dan de andere vier. Zijn soortnaam betekent letterlijk pluimbloem.
De Dichorisandra komt oorspronkelijk uit Zuid-/ Midden-Amerika en wordt veel geteeld voor bloemstukken. Hij kan drie meter hoog worden en heeft lange wortelstokken. Zijn glanzende lancetvormige blad staat spiraalsgewijs om de stengel heen. Aan het einde van de stengel staat de bloemknop. Als de bloemknop nog jong is steken er lange spitse bladeren uit om zijn knoppen te beschermen.
De bloem bestaat uit drie kelkbladeren, drie bloemblaadjes, waarvan de onderste wit is, zes gele meeldraden en een stamper. Niet alle bloemetjes bevatten een stamper, dit heet met een mooi woord andromonoecious. Deze bloeiwijze kende ik zelf ook niet, maar het betekent dat de bloempluim uit mannelijke en biseksuele bloemetjes bestaat. Na de bevruchting krijgt hij oranje bessen. Deze tropische plant met zijn diepblauwe bloeiwijze kan als kamerplant gehouden worden.

woensdag 3 december 2014

Ficus sycomorus – Egyptische Vijg

Ficus sycomorus – Egyptische Vijg

Wij kennen allemaal de Ficus als kamerplant, of van zijn bekende vrucht. Van het geslacht Ficus bestaan meer dan achthonderd soorten. Een Vijg die veel voorkomt in de Bijbelse verhalen is de Ficus sycomorus, men denkt zelfs dat hij de appelboom is uit het verhaal van Adam en Eva. De naam Ficus betekent letterlijk vijg of gezwel, de soortnaam kan meerdere betekenissen hebben. Sycomorus betekent letterlijk in het Grieks Esdoorn en men komt deze naam dan ook veel tegen in de familie van de Plataan en de Esdoorn. Als ik zelf de naam vertaal kom ik uit op de naam vijgenmoerbei, zijn blad lijkt erg op die van de Moerbei (Morus). De Ficus sycomorus behoort dan ook tot de Moerbeienfamilie (Moraceae).

De boom is oorspronkelijk afkomstig uit het oosten van Afrika, maar hij is nu in vele andere landen geïmporteerd. Eeuwenlang wordt hij geteeld in Egypte, archeologen komen delen van de plant en afbeeldingen tegen bij opgravingen. De oude Egyptenaren teelden deze boom om zijn vruchten, hout voor snijwerken en werd aangeplant om schaduwrijke plekken te creëren. Zijn hout is erg zacht, maar kan eeuwenlang meegaan. Ook als geneesmiddel wordt hij veel gebruikt, zijn bast en het latex sap tegen problemen met de luchtwegen, zijn blad tegen geelzucht en slangenbeten en zijn wortels hebben een laxerende werking. Daarentegen wordt hij veel geteeld om zijn vrucht die niet zo lekker is als van de Ficus carica, maar wel veel vers, gedroogd of gekookt gegeten wordt.

De Ficus sycomorus kan ontzettend oud worden. Het is een breed vertakte boom en kan zo’n twintig meter hoog worden. Hij heeft rond hartvormig blad, ongeveer vijftien centimeter lang. De onderzijde van het blad laat zijn duidelijke nervenstructuur zien, de bovenzijde is glad en glanzend. Het hele jaar geeft hij vruchten, in juli/ augustus de meeste. De bloeiwijze van de Vijg is erg apart, de “bloemknop” is een holle vlezige ruimte vol met zoetstof met aan de randen eenslachtige bloemetjes. De mannelijke bloemen bevinden zich bij de nauwe ingang van de knop, de vrouwelijke aan de overige randen en aan de achterzijde.
Wanneer de (meestal) wesp naar binnendringt, raakt hij de helmknop en bevrucht op zijn weg naar boven de vrouwelijke bloemen, tijdens het nuttigen van de nectar. Deze “bloemknop” heet met een mooi woord syconium.

Na de bevruchting verkleuren de vijgen van groen naar geel en later naar rood/ bruin. De vijgen groeien aan de bast en zelfs op de onderkant van de stam.
Ook groeien ze in de bladoksels van de twijg. De verspreiding van de zaden vindt plaats door vee, maar ook door vleermuizen die gek zijn op deze vrucht.
Een kenmerk van het Ficus geslacht is zijn melkachtig sap dat er uit loopt bij een wond, maar zijn bestuiving is daarintegen een eigenaardig kenmerk. Alle Ficus soorten leven in symbiose met één bepaald soort wesp die hem bestuift, elke Ficus heeft dus zijn eigen wespensoort. Tijdens het maken van de foto’s in Center Parcs, vond ik het al vreemd dat deze Ficus vruchten droeg. Nu blijkt dat de specifieke wespensoort voor de Ficus sycomorus is uitgestorven. Waarschijnlijk door één of andere mutatie door de eeuwen heen, heeft hij een manier gevonden om de bevruchting tot stand te laten komen en zijn voortplanting in veiligheid te stellen.