woensdag 15 april 2015

Prunus persica – Perzik

Prunus persica – Perzik

Een boom die nu prachtig staat te bloeien in mijn tuin, met zijn diep roze bloemen, is de Prunus persica. De Perzik, voor ons een tropische vrucht die men in de supermarkt kan kopen, is een boom die met gemak ons klimaat kan overleven.
De Prunus is een familie die wel meer dan vierhonderd geslachten kent. Enkele voorbeelden zijn de Pruim, Kers, Laurierkers, Sleedoorn, Japanse Sierkers en het Amandelboompje. Een belangrijk kenmerk van dit geslacht is dat zij allemaal steenvruchten vormen. De Prunus behoort tot de Rosaceae (Rozenfamilie) en kenmerkt zich door de bloeiwijze. Zijn geslachtsnaam komt uit het Grieks en betekent Pruim. Zijn soortnaam betekent dat hij afkomstig is uit Perzië (Iran), hoewel hij oorspronkelijk uit China komt.
De Prunus persica heeft lancet- puntvormig blad met een herkenbare hoofdnerf.Hij bloeit in het voorjaar met bloemen van zo’n twee centimeter. De bloei kan al op eenjarig hout voorkomen, de bloem staat meestal alleen. Hij is hermafrodiet, dus zelfbestuivend. Dit geldt niet voor alle Prunus soorten. Tevens is het zo dat de vruchten door kruisbestuiving groter, sappiger worden en een hogere opbrengst geven. De bloem is vijf tallig, vijf kroon- en vijf kelkbladen, heeft één stamper en meer dan twintig meeldraden. Na de bevruchting, meestal door bijen, vormen zich behaarde/ vlezige vruchten. In het midden van de vrucht bevindt zich een harde kern die twee zaden bevat, waarvan er maar één vruchtbaar is. Bij de Prunus dulcis (Amandel) zijn de noten eetbaar, bij de Perzik is deze giftig! Het bevat waterstofcyanide, een stof die suikers ontbindt, in kleine hoeveelheden wordt dit gebruikt om de spijsvertering te bevorderen.
Net als Appelbomen, kent de Perzik vele cultivars. De onderstam van de Perzik is meestal die van de Pruim. Wanneer u een Perzik plant, zet hem dan op een zonnige plek voor nog zoetere vruchten. Zorg ervoor dat er kruisbestuiving kan plaatsvinden voor een goede opbrengst. Ook is het goed om in het eerste jaar wat vruchten weg te halen. Dit zorgt ervoor dat de boom zich goed kan ontwikkelen en niet al zijn energie in zijn vruchten steekt. Late vorst kan er nog wel eens voor zorgen dat er schade optreedt in de bloesem. Zorg ook voor een goede bemesting met voldoende sporenelementen en ook stikstof. Voldoende sporenelementen zorgen ervoor dat hij zich goed kan weren tegen schimmels, vooral tegen de bekende krulziekte die vaak bij de Perzik voorkomt.

woensdag 1 april 2015

Grevillea ‘Superb’ – Zilvereik

Grevillea ‘Superb’ – Zilvereik

Een geslacht uit één van mijn favoriete families, de Proteaceae, is de Grevillea.
Van dit geslacht bestaan ongeveer driehonderdzestig soorten en ontzettend veel cultivars en kruisingen. Eén van deze kruisingen is de Grevillea (x) ‘Superb’.
Het is een kruising tussen de Grevillea banksii met een witte bloeiwijze en de Grevillea bipinnatifida met een rode bloeiwijze. De meeste Grevilleas zijn afkomstig uit Australië. De naam Grevillea is afkomstig van een Engels botanisch schrijver, genaamd Greville. Zijn rasnaam betekent schitterend.

De Grevillea ‘Superba’ wordt zo’n drie meter hoog en twee meter breed.
Het varenachtige blad is gelobd met een dikke hoofdnerf en het heeft een grijze gloed over zich. Hij bloeit bijna het hele jaar rond. De bloemtros is vijftien centimeter lang en bloeit in een punt vorm. Het fraaie van de bloem is zijn gekrulde rode stijl. De bloem bestaat verder uit vier zalmroze bloemblaadjes met daaraan vergroeide meeldraden. Hij wordt bestoven door kolibries en bijen. Na de bevruchting vormen zich ovale doosvruchten met daarin één of soms twee gevleugelde zaden. Door de Aboriginals worden de bloemtrossen ook wel bos-lolly’s genoemd, vanwege de zoete nectar. Ook worden de bloemen in water gedoopt voor het maken van een zoete drank. Hierbij vertel ik erbij dat dit niet bij alle soorten kan, sommige bevatten een giftig stofje. Ook kan het blad allergische reacties veroorzaken door een irriterende houtstof. Als kuipplant is deze Grevillea goed te houden, hij kan zelfs een klein beetje vorst verdragen. Wanneer u hem op een zonnige plek zet zal hij de hele zomer rijkelijk bloeien.

woensdag 25 maart 2015

Tecomaria capensis – Kaapse Trompet

Tecomaria capensis – Kaapse Trompet

De laatste paar winters zijn erg zacht geweest, daarom heb ik geprobeerd de Tecomaria capensis in de volle grond te planten. Beneden de twee graden Celsius laat hij zijn blad vallen, dat heeft hij bij mij in de tuin ook gedaan, maar ik denk niet dat hij het overleefd heeft. De Tecomaria heeft twee synoniemen, namelijk Bignonia capensis en Tecoma capensis. De Tecoma die wij in de tuincentra zien staan als Campsis, is hier in Nederland een populaire klimplant. Ze behoren allemaal tot de Bignoniaceae, of Trompetboomfamilie. Het grootste kenmerk van deze familie zijn de lange getuite bloemen. Tecomaria is een afgeleide van een Mexicaanse naam, capensis betekent van de kaap. Soms wordt hij ook wel Kaapse Kamperfoelie genoemd, hoewel hij totaal geen overeenkomsten kent met de Kamperfoelie.


De Tecomaria capenis is afkomstig van Zuidoost-Afrika en is door cultivatie veel verspreid in Amerika. Het is een klimmer die ondersteuning vraagt van hekwerken, of andere struiken. Hij kan vijf meter hoog worden, maar hij wordt gemiddeld zo’n twee á drie meter hoog. Het blad is oneven geveerd, tegenoverstaand, licht gekarteld en tien centimeter lang. De bloemen staan aan het einde van de twijg.
Ze zijn donkeroranje en verkleuren naar rood, er bestaat ook een gele variant.
Het zijn lange buisvormige bloemen van zeven centimeter lang die bestoven worden door vogels en insecten. Net als de meeste Bignoniaceae krijgen ze lange smalle doosvruchten. Als kuipplant is hij hier heel geschikt, geef hem wel voldoende water. Snoeien kan het beste in het voorjaar, hij bloeit op éénjarig hout. Mest hem daarna goed bij voor een uitbundige bloei.

woensdag 18 maart 2015

Tecophylaea cyanocrocus – Chileense Krokus

Tecophylaea cyanocrocus – Chileense Krokus

Een apart knolletje dat in zijn land van herkomst bijna is uitgestorven, is de Tecophylaea cyanocrocus. Het gekke van zijn geslachtsnaam is dat het eindigt op –aea, de meeste geslachten eindigen op –ea. Een synoniem die men dan ook wel eens ziet is Tecophylacea. Zijn naam heeft hij te danken aan de dochter van een Italiaanse botanist, zij was zelf een botanisch illustrator. De soortnaam cyanocrocus betekent letterlijk hondssaffraan, enige uitleg hierover zou ik zo niet kunnen geven. Hij behoort tot de familie Tecophylaeaceae. Soms wordt hij ook wel Gentiaanse Krokus genoemd, vanwege zijn diepblauwe kleur. Van het geslacht Tecophylaea bestaan twee soorten, namelijk de Tecophylacaea cyanocrocus en de Tecophylacaea violiflora. De laatste soort ruikt een beetje naar Viooltjes. Van beide soorten bestaan vele cultivars.
De Tecophylaea is afkomstig uit Chili en groeit daar hoog in het Andesgebergte.
Hij is vrij zeldzaam, omdat hij veel wordt af gegraasd door vee. Het blad is lancetvormig en licht gedraaid. In het Andesgebergte bloeit hij in oktober/ november, hier in Nederland in april. De bloem is zo’n twee tot vier centimeter groot en is zes tallig. Het einde van het bloemblaadje is diepblauw en vloeit over naar wit tot in het hartje. Hij heeft zes meeldraden, waarvan er drie vruchtbaar zijn, de andere zijn insecten lokkertjes. De Tecophylacaea wordt veel toegepast in rotstuinen. Meestal wordt hij in potten geplant, strenge vorst overleeft hij niet. Tegenwoordig is hij in vele tuincentra verkrijgbaar.

woensdag 11 maart 2015

Codiaeum – Wonderstruik

Codiaeum – Wonderstruik

Om nog maar eens bij de Euphorbiaceae te blijven, beschrijf ik de Codiaeum, de alom bekende kamerplant. Deze plant kennen wij in Nederland vooral als kamerplant onder de naam Croton. Alleen is de Croton een heel ander geslacht. Waarschijnlijk komt dit omdat hij onder de noemer Tuincroton is doorgekweekt in Amerika. Van het geslacht Croton bestaan ontzettend veel synoniemen in de naamgeving, dit geldt tevens voor het geslacht Codiaeum, maar dit valt nog een beetje te overzien. De Codiaeum –soorten komen oorspronkelijk voor in Zuidoost-Azië. Zijn naam is afkomstig van verschillende Aziatische namen die gelatiniseerd zijn. Hoewel zijn naam in het Grieks top van de plant kan betekenen. Er bestaan ongeveer vijftien soorten van geslacht het Codiaeum en enkele honderden cultivars. De kamerplant die wij kunnen kopen in het tuincentrum is de Codiaeum variegatum.

De Codiaeum kan zo’n drie meter hoog worden en groeit aan de bosranden in het struikgewas. Het blad kan verschillende vormen hebben, van lancetvormig tot gelobd. Meestal zijn de bladnerven gekleurd en het blad kan gespikkeld zijn.
De bladeren staan afwisselend om de twijg en ze hebben dikke bladstengels.
Vanuit de bladoksels vormen zich de bloeistengels. Deze lange trossen bevatten meerdere bloemen en zijn allemaal mannelijk of allemaal vrouwelijk. In de meeste gevallen is de plant eenhuizig. De mannelijke bloemen hebben witte bloemblaadjes met veel meeldraden, de vrouwelijke bloemen zijn geel zonder bloemblaadjes.
Net als de meeste Euphorbiaceae krijgen ze doosvruchten met drie zaden.
Een ander familiekenmerk dat zij hebben, is het produceren van melksap. Dit sap kan huidirritatie veroorzaken. Alle delen van de plant zijn giftig, in kleine hoeveelheden wordt dit ook wel gebruikt tegen maagzweren.

woensdag 4 maart 2015

Jatropha integerrima – Peregrina

Jatropha integerrima – Peregrina

Wanneer men denkt aan de Wolfsmelkfamilie, Euphorbiaceae, denkt men vaak aan lelijke planten. Echter is dit niet altijd het geval, er bestaan veel prachtige bloeiende planten uit deze familie, waaruit we meestal niet concluderen dat hij uit deze familie komt. De Jatropha integerrima is zo’n plant die door zijn sierwaarde veel in tropische tuinen en vlindertuinen wordt aangeplant. Er bestaan ongeveer honderdvijfenzeventig soorten van dit geslacht, waaronder de Jatropha multifida die ik al eens beschreven heb in mijn blog. Deze soort staat toevallig ook op één van de onderstaande foto’s. Jatropha betekent letterlijk genezend voedsel in het Grieks. Zijn soortnaam integerrima heeft te maken met zijn blad en betekent meestal gelobd blad. De naam Peregrina komt uit het Spaans en is de naam voor een vrouwelijke pelgrim.


De Jatropha integerrima is een zeer bekende plant in Cuba. Hij is hier niet inheems en is daar door de sierteelt geïntroduceerd. Van origine komt hij uit West-Indië, hij kan ongeveer tien meter hoog worden. Zijn blad is variabel, dat wil zeggen dat het geen vaste vorm heeft, de soortnaam geeft dit al aan. Het blad is glanzend, ellipsvormig, of gaafrandig getand en ook spits. Hij bloeit in schermen aan het einde van de twijg op een lange bloeisteel. De bloemen zijn rood met dikke gele meeldraden. Bloeien doet hij bijna het hele jaar rond en is aantrekkelijk voor vlinders, bijen en kolibries. De vrucht is ovaal, een doosvrucht, zoals de meeste Euphorbia soorten. Net als veel geslachten uit de Euphorbiaceae, zijn alle delen van de plant giftig. Het melksap dat vrij komt bij een verwonding kan irriterend werken op de huid. De plant is hier in Nederland toepasbaar als kuip- en kamerplant, er zijn verschillende cultivars verkrijgbaar.

woensdag 25 februari 2015

Tillandsia cyanea – Roze Ganzenveer

Tillandsia cyanea – Roze Ganzenveer

Een bekende kamerplant is de Tillandsia cyanea. Het geslacht Tillandsia kent bijna vijfhonderd soorten, inclusief de cultivars. Een ander bekend soort is de Tillandsia die we kennen van de puntzak die te koop is bij bloemenwinkels. (zie foto) De Tillandsia behoort tot de Bromeliaceae, onderfamilie Tillandsioideae. Deze onderfamilie kent tien geslachten met zo’n dertienhonderd soorten. De Tillandsia is vernoemd naar een Finse hoogleraar. Zijn soortnaam cyanea komt uit het Grieks en betekent korenbloem, verwijzend naar de donkerblauwe kleur.


De Tillandsia cyanea groeit als epifyt in de tropen van Amerika. Hij bestaat uit een rozet van bladeren die zich met zijn wortels verankerd op de boomtakken.
De plant kan bestaan uit een tal van rozetten en vormt zo een grote bloeiende pol. Via zijn langwerpige blad haalt hij vocht en voedingstoffen uit de lucht, opvallend genoeg doet hij dit niet met zijn wortels die hem alleen verankeren. Vanuit het midden van de rozet komt de bloem tevoorschijn. Het begint met een groene platte toorts die bestaat uit zijn twintig schutbladeren. Later verkleuren de schutbladeren naar roze, waaruit een donkerblauwe bloem komt, bestaande uit drie bloemblaadjes. De bloem is geurend en lokt zo zijn bestuivers. Na de bloei vormt hij doosvruchten. Ook vormt hij zijscheuten die een nieuwe plant vormen, waarbij de hoofdrozet langzaam afsterft. Wanneer u hem in huis haalt, hij houdt van een hoge luchtvochtigheid. Wekelijks besproeien is prima, het liefst met regenwater op kamertemperatuur, vanwege de kalk. Er bestaat speciale bromeliavoeding, maar doe dit absoluut niet te veel.

woensdag 18 februari 2015

Schaueria flavicoma – Gouden Pluim




Schaueria flavicoma – Gouden Pluim

Eigenlijk valt er weinig over deze plant te vertellen. Het aparte is dat hij veel in tropische tuinen wordt aangeplant. Ook hier in Nederland zien wij hem veel in tropische kassen en vooral in de vlindertuinen. Het geslacht Schaueria telt ongeveer zesentwintig soorten. Soms wordt hij uit gescholden voor Justicia, een bekende uit deze familie is de Garnalenplant. Niet helemaal zeker weet ik of de Schaueria flavicoma en de Schaueria calycotricha dezelfde zijn, dus synoniemen. De Schaueria is inheems in Brazilië en groeit in de tropische bossen. Hij houdt niet van felle zon, dan verbrandt hij en treed er chlorose op. Het beste groeit hij in de halfschaduw.

De Schaueria behoort tot de Acanthaceae en hij wordt gemiddeld één meter hoog. Bloemen krijgt hij aan het einde van zijn twijg, hij bloeit bijna het hele jaar.
Een karakteristieke eigenschap zijn de lange bracteeën in zijn bloemtrossen.
Hij trekt met zijn lichtgele buisvormige bloemen veel vlinders, bijen en vogels aan. Deze plant vermeerdert zich vrij gemakkelijk en is tevens makkelijk te stekken.
Hij kan in de huiskamer gehouden worden op een schaduwrijke plaats. De grond moet wel goed vochtig gehouden worden, anders zakt hij in elkaar en zal het niet overleven.

woensdag 11 februari 2015

Solandra maxima – Reuzenklimtrompet

Solandra maxima – Reuzenklimtrompet

Tijdens mijn bezoek aan de botanische tuin te Utrecht, ontdekte ik deze spectaculaire klimplant. Opvallend genoeg zag ik hem later op een online planten webshop, plantengek als ik ben, heb ik hem gelijk besteld. De Solandra maxima komt van origine voor in Mexico en Midden-Amerika. Hij behoort tot de Solanaceae (Nachtschadefamilie), alle delen van de plant zijn dan ook giftig. Vanwege zijn bloemvorm wordt hij ook wel eens Datura maxima genoemd. De Datura en zijn broertje Brugmansia hebben beide een hallucinerende/ verdovende werking, de Solandra heeft ook deze eigenschappen. De Solandra is vernoemd naar een Zweedse botanist genaamd Solander, zijn soortnaam betekent heel groot. Tegenwoordig zijn er meerdere variëteiten verkrijgbaar met paars of wit bonte bladtinten. Veel gebruikt als sierplant in de tropische gebieden.
De Solandra maxima wordt zo’n vijftien meter hoog en zoekt zich een weg in bomen en hellingen. Het blad staat spiraalsgewijs om de steel, is leer-/ wasachtig en lancetvormig. De bloemknop opent zicht in de avond en geeft dan een penetrante, kokosachtige geur af, waar hij vleermuizen mee aantrekt die hem bestuift.
De bloem is vijf tallig, waarbij het einde van de bloemblaadjes terug gebogen zijn.
In het midden van het bloemblaadje loopt een paarse nerf die tot in het bloemdek loopt. Wanneer de bloem zich opent is hij licht/ vaag geel die later donkerder verkleurt naar oranje. Na de bevruchting vormt zich een peervormige groene vrucht, waarbij de kelkbladeren behouden blijven. De vrucht verkleurd naar geel tot dieprood in zijn rijpe stadium. De plant is goed als kuipplant te houden, maar kan absoluut geen vorst verdragen. Tevens is het niet echt een plant voor in de huiskamer door zijn (snelle) groeiwijze, hoewel hij goed schaduw kan verdragen.

woensdag 4 februari 2015

Thunbergia mysorensis – Mysore Winde

Thunbergia mysorensis – Mysore Winde

Al eerder heb ik een soort van het geslacht Thunbergia beschreven, de Thunbergia grandiflora. Een ander soort die hier eigenlijk qua bloem totaal niet op lijkt is de Thunbergia mysorensis. Overeenkomsten die zij wel hebben is het blad, de bloemen in trossen en meestal staan er twee bloemen open aan één bloemtros. Over de Thunbergia mysorensis valt weinig te vertellen, maar zijn sierwaarde is prachtig.
De Thunbergia is vernoemd naar de Zweedse arts/ botanicus , Dhr. Thunberg.
Zijn soortnaam mysorensis relateert naar zijn oorspronkelijk leefgebied, namelijk naar het plaatsje Mysore in het zuiden van India. Hij behoort tot de Acanthaceae, een bekende kamerplant uit deze familie is de Fittonia, een meestal roze gestreepte minibladplant.

De Thunbergia mysorensis groeit in de hoger gelegen delen van India in een tropisch klimaat. Hij maakt ranken van zo’n tien meter en hij is een snelle groeier.
Hij gebruikt zijn stengels om te klimmen en heeft geen speciale klimranken om zich ergens aan vast te zetten. Zijn blad is ellipsvormig, tegenoverstaand en heeft drie opvallende nerven. De bloemen groeien zijdelings aan lange bloemstelen van soms wel tachtig centimeter lang, meestal zijn er twee van de bloemen open.
De kroonbladeren zijn donkerrood, de kelkbladeren fel geel. Hij heeft vier lange meeldraden die krullend naar elkaar zijn gegroeid. De bloem wordt bestoven door vogels en zij komen op de zoete nectargeur af. Na de bevruchting ontstaat er een langwerpige zaaddoos. Als kamerplant zou ik hem niet adviseren, hoewel hij het goed doet op schaduwrijke plekken.